- wezen
- wezen1{{/term}}〈het〉1 [schepsel] being, creature2 [essentie] being ⇒ nature, 〈substantie〉 essence, 〈substantie〉 substance3 [in samenstellingen] system♦voorbeelden:1 geen levend wezen te bespeuren • not a living soul in sightlevende wezens • living creaturesde mens is een redelijk wezen • man is a rational animal2 haar hele wezen kwam ertegen in opstand • her whole soul rose against itin wezen is zij een goed mens • she is a good person at heartin wezen is dat een vorm van belasting • it's really/ 〈bijna〉virtually a kind of tax3 krijgswezen • military system————————wezen2{{/term}}〈onovergankelijk werkwoord, koppelwerkwoord〉 〈informeel〉1 be♦voorbeelden:1 dat zal wel waar wezen! • I bet!kan wezen, maar ik mag hem niet • be that as it may, but I don't like himwij zijn daar wezen kijken • we've been there to have a looklaten we wel wezen • (let's) be fair/honest (now)hij mag er wezen • 〈knap〉 he's not half bad; 〈groot〉 he's a giant of a man; 〈flink〉 he's a capable maneen studie die er wezen mag • a creditable studyweg wezen! • off with you!
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.